A, jij bent de meest geliefde buurvrouw van de straat. Jij organiseert het jaarlijkse straatfeest, de bloemetjes voor de zieken en staat altijd klaar. Iedereen noemt jou ‘de sterke vrouw’. Zo heb je ook een langlopende band met je buren.
B, als zoon van de buurvrouw kom jij al jaren iedere week bij A over de vloer. Als inmiddels volwassen zoon van A’s buurvrouw, snap je nog steeds niet waarom jij nog altijd iedere week naar A gaat. Tot vanavond.