Persoon A, 2 jaar geleden ben jij naar Nederland verhuisd omdat dat het geboorteland is van jouw vader. Nederlands vind je maar een moeilijke taal en op school word je vreselijk gepest. Vandaag ben je na school in elkaar geslagen.
Persoon B, jij bent de vader van persoon A. Eigenlijk dacht je dat jouw dochter het wel fijn vond in Nederland maar nu jouw dochter met een wond in haar gezicht thuis komt wil je toch wel weten wat eraan de hand is.