Persoon 1, jij hebt de nare gewoonte om dingen te ontvreemden van het kantoor. Persoon 2, jij hebt dit gezien en hebt hiervan als bewijs foto’s genomen. In plaats van persoon 1 aan te geven, ga jij deze foto’s gebruiken om dingen gedaan te krijgen bij persoon 1. Jullie spreken elkaar het magazijn, persoon 2 jij hebt zojuist de deur achter jullie op slot gedaan.